Er is geen document bekend dat de Franse barokschilder Simon Vouet daadwerkelijk in Napels is geweest. Zijn aanwezige schilderijen in Napels (St. Bruno ontvangt de getuigenis van de Orde der Kartuizers, 1624/26 in Museo Nazionale di San Martino (zie foto hierboven) en De Besnijdenis, 1626 in Museum di Capodimonte) zijn in Rome gemaakt. Deze moderne werken hebben enorme invloed gehad op de locale caravaggisten. Vouet was vooral gespecialiseerd in het schilderen van gedrapeerde stoffen en de manier hoe hij de intense gebaren schilderde was vernieuwend. De barokgeest van gevoel en beweging in de werken weerspiegelt duidelijk de tijdgeest van de contrareformatie.
In de veelzijdige kunst van Vouet is de van Caravaggio afhankelijke periode slechts een voorbijgaande. Het is duidelijk dat Vouet's smaak en voorkeur anders gericht waren, want hij voelde zich aangetrokken tot een uiterlijke, zinnelijke, niet weinig melodramisch schoonheid. De schilderingen in de kerken van Rome (San Francesco a Ripa en San Lorenzo in Lucina) openbaren, hoewel klaarblijkelijk op Caravaggio geïnspireerd, in hun wezen toch classistische tendenzen: de belangstelling voor gebaar en houding, de voorkeur voor het theatrale; alleen de rol, die het licht te vervullen kreeg bij het verstrekken van de dramatische werking, doet op zekere hoogte aan het Napolitaanse Caravaggisme denken.
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel heeft ook een prachtig werk van Vouet: "De heilige Carolus Borromeus bidt voor de pestlijders van Milaan" (zie foto links). Het was geschilderd voor het hoofdaltaar van de kerk van de Congrégation de la doctrine chrétienne, Parijs. Het werk doet sterk denken aan het schilderij in San Martino. Beide werken laten zien dat Vouet een meester is in grote gebaren. Duidelijk zie je ook dat Luca Giordano met zijn werk 'San Genaro intercede junto a la virgen, Cristo y el Padre Eterno por la peste' uit 1656 (Palazzo Reale) hierdoor geinspireerd is (zie foto rechts).
In de veelzijdige kunst van Vouet is de van Caravaggio afhankelijke periode slechts een voorbijgaande. Het is duidelijk dat Vouet's smaak en voorkeur anders gericht waren, want hij voelde zich aangetrokken tot een uiterlijke, zinnelijke, niet weinig melodramisch schoonheid. De schilderingen in de kerken van Rome (San Francesco a Ripa en San Lorenzo in Lucina) openbaren, hoewel klaarblijkelijk op Caravaggio geïnspireerd, in hun wezen toch classistische tendenzen: de belangstelling voor gebaar en houding, de voorkeur voor het theatrale; alleen de rol, die het licht te vervullen kreeg bij het verstrekken van de dramatische werking, doet op zekere hoogte aan het Napolitaanse Caravaggisme denken.
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel heeft ook een prachtig werk van Vouet: "De heilige Carolus Borromeus bidt voor de pestlijders van Milaan" (zie foto links). Het was geschilderd voor het hoofdaltaar van de kerk van de Congrégation de la doctrine chrétienne, Parijs. Het werk doet sterk denken aan het schilderij in San Martino. Beide werken laten zien dat Vouet een meester is in grote gebaren. Duidelijk zie je ook dat Luca Giordano met zijn werk 'San Genaro intercede junto a la virgen, Cristo y el Padre Eterno por la peste' uit 1656 (Palazzo Reale) hierdoor geinspireerd is (zie foto rechts).