Annabele Carracci 'Ercole al bivio, Olio su tela' Museo di Capodimonte (1596)
Tijdens de Renaissance was Napels als kunstcentrum van geringe importantie en kon ze niet bogen op een schilderkunst van Europees niveau. In de 17e eeuw verandert dat en schaart Napels zich onder de toonaangevende cultuur- en handelscentra van Europa. De voornaamste opdrachtgevers voor de kunstenaars waren naast kerken, kloosterorden en lekenbroederschappen de vice-koning, de patriciërs en de grootgrondbezitters in het zuiden van Italië. Verder betekende de decoratie van vooral plafonds in kerken en kloosters een belangrijk werkterrein voor schilders.
In Napels manifesteert zich in de 17e eeuw een groot aantal kunstenaarspersoonlijkheden die niet zonder meer onder de noemer “Napolitaanse school” zijn te brengen. Als men al probeert gemeenschappelijke kenmerken voor de Napolitaanse schilderkunst van het Seicento te definiëren, dan moeten twee stromingen genoemd worden: de snel om zich heen grijpende, sterk naturalistische tendensen bij Caravaggio’s navolgers (Ribera en Caracciolo) en de pas laat doorgebroken “classisten” in de zin van de Carracci’s uit Rome (Ludovico, Agostino en Annibale), zoals Reni en Domenichino. Met name Ludovico wordt meestal gezien als de eerste die de stijl van het late Maniërisme verliet en een nieuw beeld op het gebied van moraal en devotie introduceerde. Hij was een voorstander van een idealisering van de realiteit, zoals dat bij Rafaël te vinden is. Het “armeluisrealisme” en de hang naar een sombere dramatiek van mensen als Caravaggio en Ribera (naturalisme) passen echter beter bij het diepgewortelde Napolitaanse volksgeloof en de sterke maatschappelijke tegenstellingen dan de nauwkeurige uitgewogenheid van de Carracci’s. Van Annibale zijn drie werken in Museo de Capodimonte in Napels te zien, waaronder 'Ercole al bivio, Olio su tela' uit 1596 of een schilder als Reni (classicisme of idealisme).
Tijdens de Renaissance was Napels als kunstcentrum van geringe importantie en kon ze niet bogen op een schilderkunst van Europees niveau. In de 17e eeuw verandert dat en schaart Napels zich onder de toonaangevende cultuur- en handelscentra van Europa. De voornaamste opdrachtgevers voor de kunstenaars waren naast kerken, kloosterorden en lekenbroederschappen de vice-koning, de patriciërs en de grootgrondbezitters in het zuiden van Italië. Verder betekende de decoratie van vooral plafonds in kerken en kloosters een belangrijk werkterrein voor schilders.
In Napels manifesteert zich in de 17e eeuw een groot aantal kunstenaarspersoonlijkheden die niet zonder meer onder de noemer “Napolitaanse school” zijn te brengen. Als men al probeert gemeenschappelijke kenmerken voor de Napolitaanse schilderkunst van het Seicento te definiëren, dan moeten twee stromingen genoemd worden: de snel om zich heen grijpende, sterk naturalistische tendensen bij Caravaggio’s navolgers (Ribera en Caracciolo) en de pas laat doorgebroken “classisten” in de zin van de Carracci’s uit Rome (Ludovico, Agostino en Annibale), zoals Reni en Domenichino. Met name Ludovico wordt meestal gezien als de eerste die de stijl van het late Maniërisme verliet en een nieuw beeld op het gebied van moraal en devotie introduceerde. Hij was een voorstander van een idealisering van de realiteit, zoals dat bij Rafaël te vinden is. Het “armeluisrealisme” en de hang naar een sombere dramatiek van mensen als Caravaggio en Ribera (naturalisme) passen echter beter bij het diepgewortelde Napolitaanse volksgeloof en de sterke maatschappelijke tegenstellingen dan de nauwkeurige uitgewogenheid van de Carracci’s. Van Annibale zijn drie werken in Museo de Capodimonte in Napels te zien, waaronder 'Ercole al bivio, Olio su tela' uit 1596 of een schilder als Reni (classicisme of idealisme).